De gevel in harmonie met het landschap

Een gevel is het uithangbord van een woning en zorgt voor een specifieke uitstraling. Vandaag kan je op talloze manieren je gevel bekleden, waardoor duizend-en-één uitkomsten mogelijk zijn. Kortom, er is voor ieder wat wils. Jo Van Den Berghe, professor in de architectuur aan de KU Leuven, wijdt zijn hele leven al aan de studie van gebouwen en zag de gevels doorheen de jaren evolueren in ons Vlaamse landschap. En laat het net de term ‘landschap’ zijn die volgens hem doorslaggevend is om de gepaste gevelbekleding te bepalen.

U bent al sinds 1986 actief als architect. Met welke types gevelbekleding werden er toen hoofdzakelijk gewerkt?
“In die tijd werd hoofdzakelijk met baksteen en betonsteen gewerkt. Deze grondstoffen zijn hier gemakkelijk te vinden, dus het is logisch. Maar sindsdien is er veel veranderd.”


Vandaag is er natuurlijk veel meer. Heeft u die evolutie in de loop der jaren op het gebied van materialen enorm gevoeld?
“Ik merk een evolutie, maar die verloopt steeds stap voor stap. Echt bruuske dingen heb ik niet gezien, maar het is wel zo dat er een evolutie in zit. Op een bepaald moment is hout opnieuw de kop gaan opsteken. In de jaren tachtig was dat eerder zeldzaam. Het vertrouwen in hout om de tand des tijds te doorstaan was niet zo groot, maar dat is uiteindelijk een grote misvatting gebleken. Intussen heeft het ook wel zijn plaats verworven, samen met allerlei kunststoffen zoals Trespa, Eternit, metaal… Er is wel een diversificatie opgetreden die ontstond in de jaren negentig. Er werd beslist om dat eenzijdige gebied betreffende de gevelbekleding te verruimen om zo de monocultuur van de bakstenen te counteren.”

Hoe zou u die evolutie precies verklaren?
“Ik denk dat er veel ontstaan is vanuit de industrie die een aantal materialen bedenkt, ontwikkelt, op de markt brengt en die aan de man weet te brengen. Via beurzen zoals Batibouw proberen de producenten hun doelpubliek te bereiken met een aantal technische mogelijkheden waarvan ik vermoed dat er een aantal ongetwijfeld spin-offs zijn van bepaalde productieprocessen. Ik veronderstel dat zij op het idee zijn gekomen om een materiaal in de bouwwereld te lanceren, dus ik weet niet of het allemaal vanuit de strikte noodzaak ontstaan is. Het heeft volgens mij te maken met het plots zien van een ongerept toepassingsgebied, het aanboren van een nieuwe markt en de uiteindelijke verovering van een marktaandeel. Veel van die nieuwe producten zijn gedreven door economisch denken, eerder dan door esthetiek. Op het moment dat deze nieuwe materialen gelanceerd worden, raakt het publiek al dan niet geprikkeld. Indien het aanslaat en er een aantal early adopters zijn die het product oppikken en er een trend van maken, is het mogelijk dat je als producent het publiek vrij snel meekrijgt in zo een trend. Wie erin slaagt het materiaal op die manier op de kaart te zetten, kan ervoor zorgen dat het product slaagt. Ik kan mij inbeelden dat er materialen zijn die nooit doorgebroken zijn. Als ik het niet meer zie, heeft het waarschijnlijk ook te maken met een trend die opkomt, naar zijn toppunt gaat en weer verdwijnt. In dat opzicht is het niet zonder risico, want je kan door een modegril je gevelbekleding niet zomaar weggooien omdat dat veel geld kost. Pas op, een nieuw product betekent niet noodzakelijk dat het esthetisch aantrekkelijk is of een culturele bijdrage aan de samenleving levert.”


Heeft u het gevoel dat trends als greenwalls, glazen gevels en Trespa beïnvloed worden door het S-peil? Deze energiebesparende maatregel werd ingevoerd om zo weinig mogelijk last te hebben van energieverlies binnenin de woning door middel van een efficiënte gebouwschil.
“Ik denk dat wel. We weten natuurlijk dat het raar is om in februari in de tuin te zitten. Er klopt natuurlijk iets niet. Dat S-peil is ongetwijfeld gestuurd door de nood aan ecologische materialen, maar is volgens mij evenzeer gestuurd door producenten die op die kar springen met het doel nog meer isolatie te kunnen verkopen. Uiteindelijk wil iedere producent zijn omzet aanscherpen. Hieruit ontstaan bijgevolg nieuwe geveltechnieken. Het is moeilijk om isolatie in alle ruwheid aan een gevel te hangen. Niet per se omdat het lelijk is, maar in hoofdzaak omdat het gewoon kapot gaat. Het is gewoonweg niet resistent tegen weersomstandigheden. De geveltrends spelen hier zeker en vast op in.”

Wat is naar uw mening de gevelbekleding van de toekomst?
“Het hangt een beetje af vanuit welke invalshoek je ernaar kijkt. Indien je het puur economisch bekijkt, denk ik dat de huidige trends nog een hele tijd zullen doorgaan. Denk maar aan Trespa, composiet en de rockpanels. Ik denk dat die technisch wel zullen verbeteren, verduurzamen en afbreekbaar zullen worden. Kortom, voor de grote architectuurproductie vermoed ik dat het in die richting zal evolueren. Als we dan over de culturele architectuur hebben, de kleinere niches dus, denk ik dat het materiaal van de toekomst natuursteen en baksteen is. Als ik onze kathedralen en de architectuurgeschiedenis wereldwijd bekijk, dan zie je die stenen gebouwen na al die jaren nog staan. Om dat S-peil te behalen, is het van belang dat we binnen die culturele architectuur moeten kiezen voor dikkere muren die zorgen voor thermische inertie. De enige vraag die we ons hier moeten stellen is: wie onder ons kan dat betalen? Helaas is er voor de modale gezinnen niet genoeg geld om dergelijke projecten te realiseren. Zij moeten veelal kijken in de richting van de grote productie. Het ideaal, bijvoorbeeld het gebruik van baksteen of natuursteen, valt vaak moeilijk te realiseren. Dat is jammer.”

"Indien je het puur economisch bekijkt, denk ik dat de huidige trends nog een hele tijd zullen doorgaan."

U ontwerpt natuurlijk ook, heeft u het gevoel dat het verlangen naar een energie-efficiënte woning uw creativiteit geprikkeld heeft?
“Op zich is dat prikkelend, maar de manier waarop alles tegenwoordig in een reglementair keurslijf gegoten wordt, is creatief dodend. Onze regelgeving werkt vaak met standaardknooppunten, en er is weinig of geen marge om hiervan af te wijken. We moeten oppassen dat we na verloop van tijd niet eindigen met de officiële catalogus van bouwknooppunten waaruit je kan kiezen. Als dat ooit zover komt, mogen we de opleiding architectuur gewoon opdoeken. Dan hoef je gewoon een catalogus te kopen en een bekwame technieker in huis te halen die ermee kan werken. Daarmee is de kous af, maar dit is helaas cultureel dodelijk. De vrijheid van meningsuiting beperkt zich niet alleen tot verbale of geschreven communicatie, maar heeft ook betrekking op bouwen. Architectuur is evengoed een taal die fungeert als een culturele mededeling en materialisering van hoe de mens naar de wereld kijkt. We moeten ook beseffen dat de huidige bouwregels mee aangestuurd worden door de industrie. Ik word een beetje ironisch wanneer ik zeg dat ik hier een licht vermoeden van heb, maar geen bewijs. Het geld wint het vaak van het verstand.”


Binnen uw projecten probeert u ook de link met het landschap waarin wij leven te bewaren. Welke rol speel gevelbekleding hierin?
“Het spreekt voor zich dat omgaan met een stuk architectuur zich niet beperkt tot een gevel. De façade moet naar mijn mening weerspiegelen wat erin en erachter zit. Wat in die dikte van die gevel zit, moet je naar buiten durven brengen. Wat erachter gebeurt en hoe mensen daarin hun leven doorbrengen hoort te spreken met de wereld daarbuiten door middel van die gevel. En die wereld daarbuiten noem ik het landschap. Het landschap is een ongelooflijk belangrijk gegeven, en is het startpunt van waaruit een stuk architectuur ontstaat. Dat is eigenlijk de basislijn van mijn denken en handelen. Het lezen van het landschap verloopt toch anders in een ruraal gebied dan in het hart van Tokio. Dat is een wereld van verschil, wat betekent dat de architectuur zich anders moet opstellen. Die architectuur hoort te spreken tot de omgeving, net zoals de omgeving tot de architectuur moet spreken. Een wisselwerking dus. Mijn eigen huis is voor een groot stuk in zwart ruw hout, omdat het ook in een omgeving staat die een stuk ruwer is dan pakweg de Korenmarkt in Gent. Dat type gevelbekleding past in die ruwe setting, maar allesbehalve in het stadscentrum van Gent. Die ruwheid kan je op de ene plaats uitvoeren, en op de andere niet. De gevels op de Grote Markt in Brussel zijn verguld, omdat het landschap zich daar nu eenmaal toe leent. Daar met een ongeschoren gebouw op de proppen komen zou totaal misplaatst zijn. De architectuur moet dus beseffen waar ze staat.”

Project WoSho (Jo Van Den Berghe, 1986-2019): zwarte planken in een ruw landschap

U vindt het belangrijk de verbinding tussen gevel en landschap te bewaren. Ziet u dat die connectie vervaagt of merkt u dat mensen daar toch hun best voor doen?
“Ik merk op dat mensen niet veel voeling hebben met de verbinding tussen gevel en landschap, of toch niet bewust althans. Ik zie wel dat mensen besef hebben van wat een mooi uitzicht is, en dat is heel begrijpelijk en menselijk. In Ledeberg, waar het heel dicht bebouwd is, is er evengoed sprake van een landschap. Leven de bewoners daar genoeg mee samen? Dat is de vraag. Het gaat hier om de menselijke, sociale en persoonlijke connectie. Hierbij denk ik meteen aan de grootte van onze ramen. In Nederland hebben gezinnen geen gordijnen en grote ramen, in België houden we van kleine ramen in combinatie met gordijnen. Vreemd toch? Indien je het raam kleiner maakt, is het vanzelfsprekend donker binnenshuis. Het is niet verwonderlijk dat je bijgevolg het licht moet laten branden. Wij als Vlaming zijn bang dat mensen naar binnen zouden kijken. Mogelijk is dit cultureel ook gegroeid vanuit de angst van de Belg om in de 16de eeuw als ketter beschouwd te worden. Ik weet ook niet of het in Nederland per se beter is, want zij willen met hun grote, open raampartijen juist aantonen dat ze doorheen hun geschiedenis ontzettend gereformeerd en tolerant zijn. In ieder geval, het lijkt me logischer om in een donker klimaat het raam misschien een beetje groter te maken. Als je twee ramen hebt, is het misschien een goed idee om het ene raam een beetje groter te maken, dit laat toe het andere raam een beetje kleiner te maken. Hierdoor kijk je op een andere manier naar een landschap. Je kan hierdoor ook een bepaald fragment van een landschap in beeld brengen, zoals fotografen en schilders. De architectuur moet dat naar mijn mening ook kunnen doen. Dat is helaas verre van neutraal en ook iets wat heel gevoelig ligt. De gevel is in dat opzicht een set van lenzen die elk op hun manier toelaten wat daarbuiten gebeurt. Vroeger werd er volgens stijlen gewerkt, maar het nadeel is dat dat heel beperkend werkt. Er wordt volgens dat principe verondersteld dat het volgens de regels van het genre moet gebeuren, en niet anders. Uiteindelijk is iedereen gestopt met stijlen klakkeloos te volgen en ineens kon alles. Een soort beeldenstorm dus, waarbij men op eclectische wijze ging vormgeven en rare dingen ontstonden waarvan je je afvraagt wat ze eigenlijk betekenen. Ik denk dat veel te maken heeft met het begrijpen van het landschap, de architectuurgeschiedenis en hoe die zich verhoudt tot het landschap. Als je dit kan begrijpen, zal je een ‘juistere’ architectuur nastreven met meer precisie in haar omgang met het landschap.”

“Ik merk op dat mensen niet veel voeling hebben met de verbinding tussen gevel en landschap, of toch niet bewust althans."

Project House DG-DR (Jo Van Den Berghe, 1999-2004): flinterdunne gevelbekleding in textiel in stedelijke context

Is er na al die jaren nog een project waarvan u droomt om het te realiseren?
“Ik droom van een architectuur waarvan de gevel hetzelfde is als de verticale doorsnede van het gebouw om op die manier te kunnen aflezen aan het gebouw hoe dat in mekaar zit. En dit op structureel en materieel gebied. Ik heb niet voor niets een Onderzoeksstudio Anatomie die net daarover gaat. Maar in de praktische betekenis van het woord is dat natuurlijk een heel raar gebouw want je hebt eigenlijk geen gevel meer. Je mag ook eens dromen van iets wat niet noodzakelijk bewoonbaar, maar toch realiseerbaar is. Ik vind het interessant om via een doorsnede het binnenwerk van het gebouw te zien. Een beetje op dezelfde manier zoals de Grieken met hun 48 kolommen, een architraaf en drie trapjes. Je kan jezelf afvragen wat dat daar eigenlijk staat te doen. Maar toch gaan we er heen, dus er is toch een bepaalde aantrekkingskracht aanwezig. Dus waarschijnlijk betekent dat toch iets voor ons. Als ik droom van een gebouw dat ik nog zou willen maken, hoeft het niet noodzakelijk bewoonbaar te zijn. Ik wil gewoon laten zien hoe een gebouw werkt.”

Bert De Busschere
Bert De Busschere

Bert is:
- Tuinhoutspecialist
- Journalist-schrijver met passie voor taal
- Video- en fotofanaat